Cornelis Noort, van, 1892–1992 (leeftijd 99 jaar)
- Naam
- Cornelis /Noort, van/
- Voornamen
- Cornelis
- Roepnaam
- Cornelis
- Achternaam
- Noort, van
Geboren | 11 november 1892
22
21 |
---|---|
Huwelijk | Wilhelmina Frederika Johanna Wijting — Bekijk dit gezin 10 juni 1918 (leeftijd 25 jaar) |
Beroep | Arts |
Geboorte van een zoon | Cornelis Noort, van 8 juli 1919 (leeftijd 26 jaar) |
Geboorte van een dochter | Margaretha Noort, van 29 oktober 1920 (leeftijd 27 jaar) |
Geboorte van een dochter | Wilhelmina Noort, van 25 december 1921 (leeftijd 29 jaar) |
Huwelijk | Anna Catherina (Ans) Klerck, de — Bekijk dit gezin 27 maart 1951 (leeftijd 58 jaar) |
Overleden | 20 februari 1992 (leeftijd 99 jaar) |
vader |
1870–1943
Geboren: 14 februari 1870
24
24 — Rotterdam, Nederland Overleden: 13 februari 1943 — Arnhem, Gelderland, Netherlands |
---|---|
moeder |
1871–1954
Geboren: 26 april 1871
25
25 — Delft, Zuid Holland, Netherlands Overleden: 15 juni 1954 — Rotterdam, Nederland |
Huwelijk |
Huwelijk: 20 augustus 1890 — Delft, Zuid Holland, Netherlands |
9 maanden
oudere zus |
1891–1985
Geboren: 7 mei 1891
21
20 — Makasser, Indonesia Overleden: 9 mei 1985 — Zeist |
18 maanden
hij zelf |
1892–1992
Geboren: 11 november 1892
22
21 — Makassar, Sulawese, Indonesia Overleden: 20 februari 1992 — Beekbergen, Apeldoorn, Gelderland, Netherlands |
19 maanden
jongere zus |
1894–1983
Geboren: 22 mei 1894
24
23 — Soerabaja, Indonesië Overleden: 23 februari 1983 — Capelle aan Den IJssel, Nederland |
2 jaar
jongere broer |
1896–1945
Geboren: 16 juni 1896
26
25 — Surabaja, Java, Indonesia Overleden: 8 juli 1945 — Pakanbaru, Riau, Sumatra, Indonesia |
5 jaar
jongere zus |
1901–
Geboren: 4 juni 1901
31
30 — Jogjakarta, Indonesia Overleden: |
21 maanden
jongere broer |
1903–1935
Geboren: 1 maart 1903
33
31 — Koetoartjo Overleden: 9 december 1935 — Hilversum, Noord Holland, Netherlands |
hij zelf |
1892–1992
Geboren: 11 november 1892
22
21 — Makassar, Sulawese, Indonesia Overleden: 20 februari 1992 — Beekbergen, Apeldoorn, Gelderland, Netherlands |
---|---|
echtgenote |
1885–1949
Geboren: 4 april 1885
42
35 — Leiden, Nederland Overleden: 23 maart 1949 — Rotterdam, Nederland |
Huwelijk |
Huwelijk: 10 juni 1918 — Leiden, Nederland |
13 maanden
zoon |
1919–2011
Geboren: 8 juli 1919
26
34 — Heerjansdam Overleden: 19 november 2011 — Rotterdam, Nederland |
16 maanden
dochter |
1920–2013
Geboren: 29 oktober 1920
27
35 — Heerjansdam? Overleden: 31 augustus 2013 — Velsen |
14 maanden
dochter |
1921–2008
Geboren: 25 december 1921
29
36 — Heerjansdam Overleden: 6 augustus 2008 — IJmuiden |
hij zelf |
1892–1992
Geboren: 11 november 1892
22
21 — Makassar, Sulawese, Indonesia Overleden: 20 februari 1992 — Beekbergen, Apeldoorn, Gelderland, Netherlands |
---|---|
echtgenote |
1910–
Geboren: 31 januari 1910 — Rotterdam, Nederland Overleden: |
Huwelijk |
Huwelijk: 27 maart 1951 — |
Bron | van Noort Web Site Gebeurtenis Smart Matching Rol 3000008 Details citaat: Cornelis Van NOORT Gebeurtenis: Smart Matching Rol: 3000008 Inschrijfdatum in originele bron: 14 juli 2012 Tekst: Added by confirming a Smart Match Kwaliteit van gegevens: primair bewijs |
---|---|
Bron | WikiTree Details citaat:
Tekst: <p>Cornelis van Noort<br />Geslacht: Man<br />Geboorte: 11 nov 1892 - Makassar, Sulawese, Indonesia<br />Huwelijk: 10 jun 1918 - Leiden, Zuid Holland, Netherlands<br />Overlijden: 20 feb 1992 - Beekbergen, Apeldoorn, Gelderland, Netherlands<br />Vader: Cornelis van Noort<br />Moeder: Wilhelmina Johanna Maria van Noort (geboren Bohemen)<br />Echtgenoten of partners: Wilhelmina Frederika Johanna van Noort (geboren Wijting)Anna Catharina van Noort (geboren de Klerck)<br />Broers/zusters: Katharien van der Laan (geboren van Noort)Wilhelmien Renardel de Lavalette (geboren van Noort)Bernardus van NoortJohanna Annie Kroes (geboren van Noort)Jan van Noort</p> Kwaliteit van gegevens: 4 |
Notitie | <p>AANTEKENINGEN DOOR CORNELIS VAN NOORT (11-11-1892- ?)</p> een lastige individualist, kon me heel moeilijk aan anderen aanpassen. Ik weet nog goed hoe de buurkinderen en mijn zusje zongen “Allemaal zijn ze boos op keesie” Een andere eigenschap van mij was de liefde voor muziek. Nu nog voel ik het grote verdriet toen mijn jongere broertje een orgeltje van mij stuk gooide.</p>r bleven) Ik herinner me ons huis nog en de overburen, de familie De Paijtev.</p>naar de Borobodoer en naat Tjilatjap en Noesa Kembangan gemaakt. Ik weet nog dat mijn moeder altijd heftige hoofdpijn had als we op reis waren.</p>).</p>skunde ging studeren. Ik moest heel erg bijgewerkt worden om voor de H.B.S. te slagen,maar dat lukte. Na een verblijf van drie jaar op de Maredijk gingen mijn ouders en broers en zusters terug naar Java (01-07-1907). Ik bleef achter bij de familie Koolhaas, een jong, getrouwd onderwijzersgezin. Daar ben ik vijf jaar gebleven. Toen mijn ouders vertrokken zat ik in de tweede klas van de H.B.S. en ik ben dat jaar blijven zitten. dat vond ik heel erg, daarna ben ik ook altijd als nummer 1 van de klas verder gegaan tot mijn eindexamen.</p>ers niet meer zo goed boterde. Ook uit Indie kreeg ik in die vijf jaren nare berichten. Wel hoorde ik dat mijn oudste zuster getrouwd was met een man die tien jaar ouder was (To; 06-09-1910) en dat mijn moeder daar in huis verbleef en niet meer met haar man samenleefde.</p>ting en de familie Van der Reijden. we maakten veel muziek, ik speelde heel graag en veel viool. Ook hadden we een toneelvereniging. In die tijd heb ik de zuster van mijn beste vriend leren kennen. Ze was heel lang en erg ziek geweest. Ik was direct verrukt van haar ofschoon ze zeven jaar ouder was dan ikzelf. Na mijn einndexamen H.B.S. ben ik even naar mijn ouders op Java overgewipt (1912?) Door de ruzie tussen vader en moeder heb ik daar niet zulke prettige herinneringen aan. In Holland terug begon ik dadelijk met de medische studie in Leiden. Ik had een aardige kamer in de stad en haalde makkelijk mijn Propaed examen. Ik begreep dat het zaak was zo snel mogenlijk af te studeren. Daarom ging ik hard blokken voor mijn kandidaat, dat haalde ik een jaar na mijn propaed en een grote vakantie, dus in september Daarna verloofde ik me met Willie Wijting. Na mijn Doctoraalexamen in 1916 moest ik in dienst vanwege de Eerste Wereldoorlog. Om af te studeren werd ik weer snel vrij gelaten. Ik stelde mijn arts-examen uit om niet in dienst te hoeven en nam als semi-arts telkens waar, op die manier kon ik een spaarpotje maken.</p>ij koos voor haar bij een ruzie was ik razend op mijn vader (die was op 06-07-1914 ook weer in Holland).</p>ziekten zelf geld verdienen om mijn studie af te maken. Ook kwam ik in die tijd veel bij de familie De Bruijn, zuster van mijn vroegere hospita. In 1917 kreeg ik bericht dat ik in zes maanden moest afstuderen of anders als vaandrig in dienst moest in de verpleging.</p>ren kon hebben tegen een operatie en dat je dan voor de liesbreuk afgekeurd kon worden voor militaire dienst. Op deze manier lukte het me om uit dienst te komen. Dit was nodig omdat me een heel mooie praktijk aangeboden was in Heerjansdam waar ik enkele maanden lang had waargenomen. Zo kon ik dus, na op 01-03-1918 te zijn afgestudeerd, in april al de praktijk overnemen in Heerjansdam. Ik ben op 10-06-1918 met Willy Wijting getrouwd. We hebben in Heerjansdam een heel druk, maar toch een erg gelukkig leven gehad. Daar werden onze drie kinderen geboren. We hadden ook veel gasten in huis, vaak voor langere tijd, Fons van der Velde, een Belgisch schilder was er ook zo een. Wil vond het fijn en ze heeft in die tijd veel van hem geleerd en vele dorpsgezichten in Heerjansdam geschilderd.</p> overmatig drukke praktijk, soms over de honderd visites per dag en meer dan vijftig verlossingen per jaar, deden me besluiten weg te gaan. Ik kreeg een mooie aanbieding van de Rockefeller Foundation om een onderzoek naar het voorkomen van mijnwormziekte en malaria in Nederlands Indie te doen. Dat heb ik aangenomen en in 1923 moest ik daarvoor naar Amerika om opgeleid te worden voor dit werk. Dit gebeurde in de staat Alabama en Georgia waar veel mijnwormziekte voorkwam en ook vrij veel malaria. Met artsen van allerlei nationaliteiten heb ik daar enkele maanden “fieldwork” doorgebracht. Daarna volgden nog drie maanden theoretische studie in de “School of Hygiene” in Baltimore.Toen werd ik onder leiding van een senior collega uit Amerika naar Batavia gezonden om het onderzoek op Java te beginen. Ik heb ruim anderhalf jaar dit werk gedaan. Het was in zoverre interessant dat je heel veel van Java zag en kennis maakte met veel collegae in de verschillende standplaatsen. Ik kon echter met de Amerikaanse collega slecht overweg. We verschilden ook veel in mening over de gang van het onderzoek. Er was geheel geen klinisch werk, je zag geen patienten. Dit werk hing me gauw de keel uit. Ik was ook blij dat we besloten ermee op te houden.Ik ben daarna met de familie, die in Bandung en later in Malang woonde terug gegaan naar Holland en had het plan opgevat om me te specialiseren voor maag-darm arts. Daarvoor ben ik toen met de familie naar Wenen gegaan om in de eerste kliniek daar voor te worden opgeleid. In Wenen werd mijn vrouw ernstig ziek door een kaakontsteking. De behandeling daarvoor kostte veel geld. Tevens kreeg ik een aanbieding van een collega uit Patie op Java om zijn praktijk over te nemen. Daar ben ik op ingegaan zodat we ruim een jaar later weer op reis waren naar Java. Voor die reis met de familie was ik eerst als scheepsarts op een schip dat Javanen naar Mekka bracht, naar Java gereist om de praktijk nog even te zien.</p>oonde toen in Rotterdam. Daar werd een zoon geboren die kort na de geboorte aan een navelinfectie overleed.</p>d werken. Wil, mijn vrouw, had het wel naar haar zin en tekende veel.</p> kreeg hij tijdens een vakantie in Bandung een heel ernstige infectieziekte en daarop volgde een encephalitis, waaraan hij in een paar dagen tijd stierf. Ik heb daar heel erg veel verdriet van gehad. We waren er allemaal erg door van streek. De oudste kinderen, Cornelis en Margaretha, hadden de lagere school in 1930 zowat afgelopen en er was geen middelbare school in Patie. We besloten daarom naar Holland terug te gaan. Wil ging met de kinderen vooruit en ik zou dan over Japan en China naar San Francisco reizen.</p>oot naar New York en verder per trein dwars door Amerika naar San Francisco komen om me daar te ontmoeten. Dat ging allemaal goed volgens afspraak. Mijn reis naar Japan en China vond ik heel ineressant, van China zag ik alleen Shang-Hai en Hong-kong. Het waren imponerende steden maar ik beef er maar heel kort. In Japan was ik langer, ik overnachtte in Nara, Kioto en Yokohama. Ik heb overal wat gekocht. Er was zoveel moois dat ik als ik genoeg geld bij me had gehad ik nog veel meer zou hebben gekocht. Op een Japanse boot van Yokohama naar San Francisco werd ik juist voor aankomst op de Hawai eilanden erg ziek, malaria opgelopen in de haven van Makasar waar ik op dek had geslapen vanwege de warmte. De japanse dokter heeft me op mijn aanwijzing met chinineinjecties en veel chininetabletten gauw beter gemaakt.</p>r Amerika. Toen we in New York bij oom Evert aankwamen verkochten we de auto weer en namen de boot naar Holland. We waren blij de kinderen bij oma weer terug te zien, huurden een huisje in Amsterdam en ik probeerde daar een praktijk over te nemen. Dat lukte niet gauw. Wel kreeg ik een brief van een chirurg uit Rotterdam dat daar een praktijk verlaten was zonder opvolger. We besloten direct daar heen te gaan. Het huis van de overleden collega was nog leeg en we konden daar dadelijk in. Het ging heel langzaam vooruit met die praktijk en na drie maanden overleed een collega in het westen van Rotterdam. Van zijn vrouw nam ik dadelijk de praktijk over aan de Heemsraadsingel. Het huis was veel te klein en na driekwart jaar konden we een heel groot huis ertegenover huren. Dat heb ik dadelijk gedaan. aan dat grote huis heb ik veel prettige herinneringen. We kregen er tijdens de oorlog ook de zonen Paul en Wim Lavalette van mijn zuster in huis tijdens hun universiteits periode. Ook de jongere broer Jan is nog een tijd in huis geweest. Ook een nichtje van mijn vrouw, Lies Wijting kwam een tijd bij ons in huis en nog later een paar dochters van een oude kennis, Arie Vermeulen, die in Indonesie zat. Ze heetten Lucia en Annie. Juist voor de oorlog 40 - 45 kon ik een andere praktijk met daarbij behorend huis overnemen. Dat was aan de Heemsraadsingel 240, de arts was dokter Sanders, die onderduiken moest. Dit huis was ook groot, maar veel kleiner dan het vorige. In de oorlogstijd hadden we vaak onderduikers. Een jaar na de oorlog kreeg mijn vrouw een zwelling in de hals (kwaadaardig). Wil droeg het lijden met heel veel moed. Later leed ze ondraagelijke pijnen en moest steeds verdoofd worden. Het vreselijk lijden eindigde op 23-03-1949. Ik heb daarna een hele tijd van wanhoop en verdriet meegemaakt. Gelukkig ging het met de kinderen goed. Cornelis was afgestudeerd en had zich in Rotterdam gevestigd. Met Margaretha heb ik meer moeite gehad. Ze wilde de studie opgeven na verbreken van haar verloving. Ik heb me er met alle macht tegen verzet en toen is ze gelukkig ook afgestudeerd. Wilhelmina brak ook haar verloving af en gaf de voorkeur aan een aardige jongen, daarmee is ze later ook getrouwd (10-05-1955, met Hendrik Veen). Ik voelde me zonder vrouw doodongelukkig, al jaren kende ik mijn tegenwoordige vrouw, die erg tegen haar zin was getrouwd en een zoon had. In april 1950 besloot ze van haar man af te gaan en bij mij te komen. We ondervonden van de hele wereld om ons heen veel tegenstand. Toch hebben we doorgezet en zijn 27-03-1951 getrouwd. Er was een hemelsbreed verschil tussen mijn eerste vrouw en Ans. Maar Ans was een rustige en harde werker en we waren dol op elkaar. Afgezien van enkele problemen hebben we een heel goed huwelijk gehad en haar zoon Jaap, die later bij ons kwam, had het bij ons wel goed naarr zijn zin geloof ik. Eind 1957 besloten we met de medische prktijk op te houden en kochten we een oude boerderij in Elspeet. We hebben daar heel erg naar ons zin gewoond en hard gewerkt aan huis en tuin. Het contact met mijn zusters en schoonzuster en met de eigen kinderen en kleinkinderen heb ik steeds trachten te versterken door er vaak heen te gaan en op mijn verjaardag allen uit te nodigen. Dat was een hele drukte voor Ans en mij maar ik vond het toch altijd prettig.</p>, zo erg tegen zijn moeder en mij werd opgezet dat hij gemeend heeft het contact met ons te moeten verbreken. We hebben daar veel verdriet van gehad en vooral voor Ans, die alles voor haar zoon heeft gedaan en dol is op haar twee kleinzoons, was het een hele slag. Ze zal daar wel nooit overheen komen maar houd zich door hard werken en een prettige kennissenkring toch heel goed. In 1971 werd het werk aan de boerderij in Elspeet wel te erg voor ons. We hebben toen een huis in Apeldoorn gekocht en hadden het geluk een prachtig huis dat ook heel mooi gelegen was te vinden. we wonen daar nu twee jaren en hebben het heel goed naar ons zin.</p> |
---|---|
Notitie | <p> </p><p>AANTEKENINGEN DOOR CORNELIS VAN NOORT (11-11-1892- ?)</p><p> </p><p>Toen ik zes maanden oud was verhuisden we naar Surabaja. Daar bleven we zes jaar en van deze tijd heb ik mijn oudste herinnering. Ik was een lastige individualist, kon me heel moeilijk aan anderen aanpassen. Ik weet nog goed hoe de buurkinderen en mijn zusje zongen “Allemaal zijn ze boos op keesie” Een andere eigenschap van mij was de liefde voor muziek. Nu nog voel ik het grote verdriet toen mijn jongere broertje een orgeltje van mij stuk gooide. </p><p>Van Surabaja gingen we naar Jogjakarta ( +_ 1900) alwaar we 2 jaar bleven) Ik herinner me ons huis nog en de overburen, de familie De Paijtev. </p><p>Van Jogjakarta gingen we naar Koetoardo en van daaruit hebben we met onze vader, die erg van reizen hield, tochten naar de Borobodoer en naat Tjilatjap en Noesa Kembangan gemaakt. Ik weet nog dat mijn moeder altijd heftige hoofdpijn had als we op reis waren.</p><p>Na Koetoardjo gingen we naar Holland. (02-06-1904). </p><p>Mijn vader was twaalf jaar in Indie geweest en kreeg een lang verlof. In het begin voelde ik mij erg insufficient in Holland, we woonden eerst even in Delft en daarna in Leiden waar vader wiskunde ging studeren. Ik moest heel erg bijgewerkt worden om voor de H.B.S. te slagen,maar dat lukte. Na een verblijf van drie jaar op de Maredijk gingen mijn ouders en broers en zusters terug naar Java (01-07-1907). Ik bleef achter bij de familie Koolhaas, een jong, getrouwd onderwijzersgezin. Daar ben ik vijf jaar gebleven. Toen mijn ouders vertrokken zat ik in de tweede klas van de H.B.S. en ik ben dat jaar blijven zitten. dat vond ik heel erg, daarna ben ik ook altijd als nummer 1 van de klas verder gegaan tot mijn eindexamen.</p><p>Op de Maredijk had ik al gemerkt dat het tussen mijn ouders niet meer zo goed boterde. Ook uit Indie kreeg ik in die vijf jaren nare berichten. Wel hoorde ik dat mijn oudste zuster getrouwd was met een man die tien jaar ouder was (To; 06-09-1910) en dat mijn moeder daar in huis verbleef en niet meer met haar man samenleefde.</p><p>Mijn H.B.S. tijd, die zes jaar duurde, is wel de prettigste tijd van mijn leven geweest. Mijn beste vrienden waren Wim Wijting en de familie Van der Reijden. we maakten veel muziek, ik speelde heel graag en veel viool. Ook hadden we een toneelvereniging. In die tijd heb ik de zuster van mijn beste vriend leren kennen. Ze was heel lang en erg ziek geweest. Ik was direct verrukt van haar ofschoon ze zeven jaar ouder was dan ikzelf. Na mijn einndexamen H.B.S. ben ik even naar mijn ouders op Java overgewipt (1912?) Door de ruzie tussen vader en moeder heb ik daar niet zulke prettige herinneringen aan. In Holland terug begon ik dadelijk met de medische studie in Leiden. Ik had een aardige kamer in de stad en haalde makkelijk mijn Propaed examen. Ik begreep dat het zaak was zo snel mogenlijk af te studeren. Daarom ging ik hard blokken voor mijn kandidaat, dat haalde ik een jaar na mijn propaed en een grote vakantie, dus in september Daarna verloofde ik me met Willie Wijting. Na mijn Doctoraalexamen in 1916 moest ik in dienst vanwege de Eerste Wereldoorlog. Om af te studeren werd ik weer snel vrij gelaten. Ik stelde mijn arts-examen uit om niet in dienst te hoeven en nam als semi-arts telkens waar, op die manier kon ik een spaarpotje maken.</p><p>Moeder was onderussen in Holland terug (1913) en toen ik partij koos voor haar bij een ruzie was ik razend op mijn vader (die was op 06-07-1914 ook weer in Holland).</p><p>Ik ben toen uit huis gegaan en moest met assistentschappen voor histologie en later huidziekten zelf geld verdienen om mijn studie af te maken. Ook kwam ik in die tijd veel bij de familie De Bruijn, zuster van mijn vroegere hospita. In 1917 kreeg ik bericht dat ik in zes maanden moest afstuderen of anders als vaandrig in dienst moest in de verpleging.</p><p>In die winter heb ik veel schaats geredenen bij mijzelf een kleine liesbreuk geconstateerd. Ik had gelezen dat je gewetensbezwaren kon hebben tegen een operatie en dat je dan voor de liesbreuk afgekeurd kon worden voor militaire dienst. Op deze manier lukte het me om uit dienst te komen. Dit was nodig omdat me een heel mooie praktijk aangeboden was in Heerjansdam waar ik enkele maanden lang had waargenomen. Zo kon ik dus, na op 01-03-1918 te zijn afgestudeerd, in april al de praktijk overnemen in Heerjansdam. Ik ben op 10-06-1918 met Willy Wijting getrouwd. We hebben in Heerjansdam een heel druk, maar toch een erg gelukkig leven gehad. Daar werden onze drie kinderen geboren. We hadden ook veel gasten in huis, vaak voor langere tijd, Fons van der Velde, een Belgisch schilder was er ook zo een. Wil vond het fijn en ze heeft in die tijd veel van hem geleerd en vele dorpsgezichten in Heerjansdam geschilderd.</p><p>De overmatig drukke praktijk, soms over de honderd visites per dag en meer dan vijftig verlossingen per jaar, deden me besluiten weg te gaan. Ik kreeg een mooie aanbieding van de Rockefeller Foundation om een onderzoek naar het voorkomen van mijnwormziekte en malaria in Nederlands Indie te doen. Dat heb ik aangenomen en in 1923 moest ik daarvoor naar Amerika om opgeleid te worden voor dit werk. Dit gebeurde in de staat Alabama en Georgia waar veel mijnwormziekte voorkwam en ook vrij veel malaria. Met artsen van allerlei nationaliteiten heb ik daar enkele maanden “fieldwork” doorgebracht. Daarna volgden nog drie maanden theoretische studie in de “School of Hygiene” in Baltimore.Toen werd ik onder leiding van een senior collega uit Amerika naar Batavia gezonden om het onderzoek op Java te beginen. Ik heb ruim anderhalf jaar dit werk gedaan. Het was in zoverre interessant dat je heel veel van Java zag en kennis maakte met veel collegae in de verschillende standplaatsen. Ik kon echter met de Amerikaanse collega slecht overweg. We verschilden ook veel in mening over de gang van het onderzoek. Er was geheel geen klinisch werk, je zag geen patienten. Dit werk hing me gauw de keel uit. Ik was ook blij dat we besloten ermee op te houden.Ik ben daarna met de familie, die in Bandung en later in Malang woonde terug gegaan naar Holland en had het plan opgevat om me te specialiseren voor maag-darm arts. Daarvoor ben ik toen met de familie naar Wenen gegaan om in de eerste kliniek daar voor te worden opgeleid. In Wenen werd mijn vrouw ernstig ziek door een kaakontsteking. De behandeling daarvoor kostte veel geld. Tevens kreeg ik een aanbieding van een collega uit Patie op Java om zijn praktijk over te nemen. Daar ben ik op ingegaan zodat we ruim een jaar later weer op reis waren naar Java. Voor die reis met de familie was ik eerst als scheepsarts op een schip dat Javanen naar Mekka bracht, naar Java gereist om de praktijk nog even te zien. </p><p>De familie woonde toen in Rotterdam. Daar werd een zoon geboren die kort na de geboorte aan een navelinfectie overleed.</p><p>In Patie op Java hadden we wel een prettige tijd. Ik verdiende veel geld en moest hard werken. Wil, mijn vrouw, had het wel naar haar zin en tekende veel.</p><p>In 1929 werd er weer een zoon geboren, heerlijk kind, en we waren er allemaal heel blij mee. Toen hij ruim een jaar oud was kreeg hij tijdens een vakantie in Bandung een heel ernstige infectieziekte en daarop volgde een encephalitis, waaraan hij in een paar dagen tijd stierf. Ik heb daar heel erg veel verdriet van gehad. We waren er allemaal erg door van streek. De oudste kinderen, Cornelis en Margaretha, hadden de lagere school in 1930 zowat afgelopen en er was geen middelbare school in Patie. We besloten daarom naar Holland terug te gaan. Wil ging met de kinderen vooruit en ik zou dan over Japan en China naar San Francisco reizen.</p><p>De kinderen zouden enige maanden bij oma van Noort blijven en Wil zou per boot naar New York en verder per trein dwars door Amerika naar San Francisco komen om me daar te ontmoeten. Dat ging allemaal goed volgens afspraak. Mijn reis naar Japan en China vond ik heel ineressant, van China zag ik alleen Shang-Hai en Hong-kong. Het waren imponerende steden maar ik beef er maar heel kort. In Japan was ik langer, ik overnachtte in Nara, Kioto en Yokohama. Ik heb overal wat gekocht. Er was zoveel moois dat ik als ik genoeg geld bij me had gehad ik nog veel meer zou hebben gekocht. Op een Japanse boot van Yokohama naar San Francisco werd ik juist voor aankomst op de Hawai eilanden erg ziek, malaria opgelopen in de haven van Makasar waar ik op dek had geslapen vanwege de warmte. De japanse dokter heeft me op mijn aanwijzing met chinineinjecties en veel chininetabletten gauw beter gemaakt. </p><p>In San Francisco zag ik Wil en die vond dat ik er heel slecht en vermagerd uitzag,. We hadden daar een heerlijk hotel, kochten een auto en begonnen een reis per auto dwars door Amerika. Toen we in New York bij oom Evert aankwamen verkochten we de auto weer en namen de boot naar Holland. We waren blij de kinderen bij oma weer terug te zien, huurden een huisje in Amsterdam en ik probeerde daar een praktijk over te nemen. Dat lukte niet gauw. Wel kreeg ik een brief van een chirurg uit Rotterdam dat daar een praktijk verlaten was zonder opvolger. We besloten direct daar heen te gaan. Het huis van de overleden collega was nog leeg en we konden daar dadelijk in. Het ging heel langzaam vooruit met die praktijk en na drie maanden overleed een collega in het westen van Rotterdam. Van zijn vrouw nam ik dadelijk de praktijk over aan de Heemsraadsingel. Het huis was veel te klein en na driekwart jaar konden we een heel groot huis ertegenover huren. Dat heb ik dadelijk gedaan. aan dat grote huis heb ik veel prettige herinneringen. We kregen er tijdens de oorlog ook de zonen Paul en Wim Lavalette van mijn zuster in huis tijdens hun universiteits periode. Ook de jongere broer Jan is nog een tijd in huis geweest. Ook een nichtje van mijn vrouw, Lies Wijting kwam een tijd bij ons in huis en nog later een paar dochters van een oude kennis, Arie Vermeulen, die in Indonesie zat. Ze heetten Lucia en Annie. Juist voor de oorlog 40 - 45 kon ik een andere praktijk met daarbij behorend huis overnemen. Dat was aan de Heemsraadsingel 240, de arts was dokter Sanders, die onderduiken moest. Dit huis was ook groot, maar veel kleiner dan het vorige. In de oorlogstijd hadden we vaak onderduikers. Een jaar na de oorlog kreeg mijn vrouw een zwelling in de hals (kwaadaardig). Wil droeg het lijden met heel veel moed. Later leed ze ondraagelijke pijnen en moest steeds verdoofd worden. Het vreselijk lijden eindigde op 23-03-1949. Ik heb daarna een hele tijd van wanhoop en verdriet meegemaakt. Gelukkig ging het met de kinderen goed. Cornelis was afgestudeerd en had zich in Rotterdam gevestigd. Met Margaretha heb ik meer moeite gehad. Ze wilde de studie opgeven na verbreken van haar verloving. Ik heb me er met alle macht tegen verzet en toen is ze gelukkig ook afgestudeerd. Wilhelmina brak ook haar verloving af en gaf de voorkeur aan een aardige jongen, daarmee is ze later ook getrouwd (10-05-1955, met Hendrik Veen). Ik voelde me zonder vrouw doodongelukkig, al jaren kende ik mijn tegenwoordige vrouw, die erg tegen haar zin was getrouwd en een zoon had. In april 1950 besloot ze van haar man af te gaan en bij mij te komen. We ondervonden van de hele wereld om ons heen veel tegenstand. Toch hebben we doorgezet en zijn 27-03-1951 getrouwd. Er was een hemelsbreed verschil tussen mijn eerste vrouw en Ans. Maar Ans was een rustige en harde werker en we waren dol op elkaar. Afgezien van enkele problemen hebben we een heel goed huwelijk gehad en haar zoon Jaap, die later bij ons kwam, had het bij ons wel goed naarr zijn zin geloof ik. Eind 1957 besloten we met de medische prktijk op te houden en kochten we een oude boerderij in Elspeet. We hebben daar heel erg naar ons zin gewoond en hard gewerkt aan huis en tuin. Het contact met mijn zusters en schoonzuster en met de eigen kinderen en kleinkinderen heb ik steeds trachten te versterken door er vaak heen te gaan en op mijn verjaardag allen uit te nodigen. Dat was een hele drukte voor Ans en mij maar ik vond het toch altijd prettig. </p><p>Het is jammer dat Ans zoon Jaap, die later met een Indo meisje trouwde, zo erg tegen zijn moeder en mij werd opgezet dat hij gemeend heeft het contact met ons te moeten verbreken. We hebben daar veel verdriet van gehad en vooral voor Ans, die alles voor haar zoon heeft gedaan en dol is op haar twee kleinzoons, was het een hele slag. Ze zal daar wel nooit overheen komen maar houd zich door hard werken en een prettige kennissenkring toch heel goed. In 1971 werd het werk aan de boerderij in Elspeet wel te erg voor ons. We hebben toen een huis in Apeldoorn gekocht en hadden het geluk een prachtig huis dat ook heel mooi gelegen was te vinden. we wonen daar nu twee jaren en hebben het heel goed naar ons zin.</p><p> </p><p>Cornelis van Noort</p>1973 |
Mediaobject | |
---|---|
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject |