Bartholomeus II van Wassenaer van Cranenburgh, 1225–1308 (leeftijd 83 jaar)
- Naam
- Bartholomeus II /van Wassenaer van Cranenburgh/
- Voornamen
- Bartholomeus II
- Achternaam
- van Wassenaer van Cranenburgh
Geboren | 1225 |
---|---|
Huwelijk | Godilt van Bleijswijck — Bekijk dit gezin |
Beroep | Heer van Cranenburgh |
Geboorte van een zoon | Jonkheer Engelbrecht I (Engelbert I) van Wassenaar van Cranenburgh 7 november 1255 (leeftijd 30 jaar) |
Overleden | 1308 (leeftijd 83 jaar) |
Titel | Ridder |
Religie | rk. |
hij zelf |
1225–1308
Geboren: 1225 — Voorschoten, Nederland Overleden: 1308 — Utrecht, Nederland |
---|---|
echtgenote |
1230–1280
Geboren: 1230
20 — Kasteel Cranenburg, Bleiswijk, Nederland Overleden: 1280 — Bleiswijk, Nederland |
Huwelijk |
Huwelijk: — |
zoon |
1255–1320
Geboren: 7 november 1255
30
25 — Kasteel Cranenburch, Bleiswijk, Zuid-Holland, Nederland Overleden: 1320 — Haagambacht, 's-Gravenhage, Zuid-Holland, Nederland |
Bron | van Griethuysen Web Site Gebeurtenis Smart Matching Rol 5009942 Details citaat: Bartholomeus II van Wassenaer van Cranenburgh Gebeurtenis: Smart Matching Rol: 5009942 Inschrijfdatum in originele bron: 28 maart 2015 Tekst: Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen Kwaliteit van gegevens: primair bewijs |
---|
Notitie | <p>Waarschijnlijk een bastaard zoon zijn van Dirk I</p><p> Bastaarden</p><p> Buitenechtelijk geboren kinderen. In de middeleeuwen en daarna in adelijke kringen een veel voorkomend verschijnsel. Voor bastaarden wordt doorgaans goed gezorgd. Ze krijgen belangrijke maatschappelijke posities, hetgeen voor de toenmalige machthebbers van belang is om hun eigen macht redelijk veilig te stellen.</p><p> Wettelijk volgen bastaarden meestal de conditie van de moeder. Ze treden niet automatisch in de rechten van hun vader. Ook voeren ze niet altijd diens familienaam.</p><p> Bastaarden moeten hun wapen 'breken' ter onderscheiding van legitieme kinderen en takken. Sinds 23.5.1595 is het voeren van wapens door bastaarden goed geregeld dankzij koning Filips II. Bastaarden moeten dan een bastaardstreep (schuinstaak) voeren,of andere in het oog springende breuken. Een schuinstaak is een korte, schuine streep die de randen van het schild niet raakt. Soms echter voeren ook natuurlijke kinderen zo een schuinstaak in hun wapen. Bijvoorbeeld in het Huis Stuart</p><p> Bartholomeus van Wassenaar (1225*-1308*)</p><p> Zoon van Dirc I van Wassenaar en Bertha van Rijswijk Heer Arentsdochter. Heer van Cranenburg te Bleiswijk. Hij krijgt deze ridderhofstad op 30.8.1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer. Huwt ... van Bleijswijk. Vermeld in 1286. Na de dood van zijn vrouw wordt hij domproost in Utrecht. Volgens sommigen is hij domdecaan.</p><p> Volgens bron BNL is Bartholomeus geen domproost geweest en ook niet stamvader van het geslacht Cranenburch. J.W.F. baron van Wassenaar spreekt dit tegen en schrijft in bron JVW: 'Minder juist lijkt het mij om te stellen, dat Beelaerts zou hebben bewezen, dat Bartholomeus niet de stamvader van het geslacht Cranenburch kan zijn'. Verder meldt hij dat Bartholomeus wordt genoemd in 1281 als Utrechts domkanunnik (O.B. Utr. nr. 2043). Verderop laat hij echter Bartholomeus de vader zijn van Jacob van Roosenburch. Bron 1380 (oudste) en het standaardwerk RIH (2001) stellen daarentegen heel duidelijk dat Bartholomeus van Wassenaar de stamvader is van het geslacht Cranenburch respectievelijk Kranenburg. Bron 1380 staat het dichtst bij de oorsprong enbron RIH is een gedegen wetenschappelijk standaardwerk, zodat we vooralsnog mogen aannemen dat Bartholomeus van Wassenaar inderdaad de oervader is van de Kranenburgs~ satmmend uit Zuid-Holland. Hetgeen dus geheel overeenstemt met bron HRAC.</p><p> In Utrecht stond aan de Oudegracht 158 (locatie Vlaer & Kol) een pand met de naam Cranenborch. Dit pand dateert uit de Middeleeuwen en moet gezien de stijl in de vroege Gotiek zijn gebouwd. Dus ergens in de periode 1260-1400. Gezien het verblijf vanBartholomeus in Utrecht sinds 1280* rijst de vraag of dit pand mogelijk door hem is gebouwd. De extreem hoge en spits toelopende ramen (zgn spitsboogvenster) zijn erg apart voor een woonpand, zeker ook in de Gotiek. Het pand krijgt daardoor meer hetaanzien van een kerk, waar de spitsboogvensters normaliter alleen werden toegepast. Andere soorten panden, w.o. woningen hebben in de Gotiek normaliter rechte of iets gebogen ramen. E.e.a. doet vermoeden dat Huis Cranenborch door een zeer kerkelijk ingesteld persoon moet zijn gebouwd. Als domproost komt Bartholomeus van Wassenaar derhalve zeker in aanmerking om de bouwheer te zijn van Huis Cranenborch.</p><p> Wapen: In zwart drie zilveren wassenaars; gekroonde helm; kop en hals van een brak (= hond met stompe kop) en rood getongd.</p><p> Alias: Bartholomeus van Kranenburg</p><p> Zoon: Engelbert I van Cranenburg (gb 1265*)</p><p> Mogelijk ook: Everardus van Cranenburgh, Kerstant van Kranenburg en Hein van Kranenburg.</p><p> Opmerkelijk is dat Everardus van Cranenburgh in Utrecht verblijft ten tijde dat Bartholomeus daar domproost is. Dit maakt aannemelijk dat Everardus een zoon is van Bartholomeus.</p><p> ** SBW, Proost, Cranenburg, Cranenburg Bleiswijk, Kranenburg Wassenaar, Oudste Kranenburgs~, Cranenborch Utrecht (Oudegracht), Utrecht</p><p> # HRAC, RIH, KJS, UGW, LHS, SLB, Utrecht Tractaat Boek I (p 240), Aanhangsel op de Kerkelijke Oudheden (p 19), BNL, JVW, BRQ, Rietstap</p><p> Henric van Cranenburgh kleinzoon van Engelbert van Cranenburgh en De achterkleinzoon van de stamvader</p><p> van het geslacht van Cranenburgh, Bartholomeus van Wassenaer. ...</p><p> Henric van Cranenburgh</p><p> Rang: Hoeftman</p><p> Geboren: 1339</p><p> Henric werd op de tweede dag na Kerst 1339 geboren op de Cranenburgh, bij Bleijswijck. Henric is de tweede zoon van Dirck van Cranenburgh, kleinzoon van Engelbert van Cranenburgh en de achterkleinzoon van de stamvader van het geslacht Van Cranenburgh, Bartholomeus van Wassenaer.</p><p> Henric groeide op in de wetenschap dat hij niets zou erven van de familiebezittingen die voornamelijk ten noorden van Bleijswijck en in het Haagambacht gegroepeerd waren. Immers de erfgenaam van zijn oom Willem van Cranenburgh, de heer van het familiebezit, was Henrics oudere broer Engelbert. Henric groeit dus op in de wetenschap dat hij weinig zal erven. Dat leverde hem een keuze op tussen een bestaan als kloosterling, een ideale plek om overbodige edelen weg te stoppen, ofwel om zich te gaan bekwamen in de krijgskunst. Henric koos voor het laatste. We zitten in de tijd dat de spanningen tussen Margaretha van Beieren en haar zoon Willem, over wie er nu de daadwerkelijke macht heeft in het graafschap Holland, tot een hoogtepunt komen. De Hoekse en Kabeljauwse Twisten staan op uitbarsten. Er beginnen zich twee groepen te roeren. De Hoeken als aanhangers van Margaretha en de Kabeljauwen als aanhangers van Willem.</p><p> Florenc van Cranenburgh, de vechtjas van de familie, sloot zich in 1350 aan bij het Hoeks Verbond, net als zovele Zuid-Hollandse edelen. Florenc richtte een compagnie voetsoldaten op, afkomstig uit het gebied tussen Rotterdam en Segwaert. Henric vanCranenburgh maakte als schildknaap van Florenc ook onderdeel uit van die compagnie. De strijd liep echter voor de Hoekse zijde niet erg gunstig, ondanks de Engelse hulp. In 1351 werd de Hoekse/Engelse vloot van de Maas afgeveegd. Daarna was het de beurt aan vele Hoekse kastelen in heel Holland om in de as te worden gelegd. Vele Hoeken en dus ook Florenc met zijn zwaar gehavende compagnie namen de wijk naar het buitenland. Ook Henric trok met zijn heer mee. De compagnie werd heropgebouwd, maar keerde ondanks de in 1354 afgekondigde amnestie voor de Hoeken niet terug naar Holland. Daarvoor zat het huurlingenbestaan er te diep in tegen die tijd.</p> Na een aantal jaar dus in de Lage Landen in vele oorlogen en vetes te hebben gestreden trok de compagnie van Cranenburgh in 1356 Frankrijk binnen om daar te dienen in wat we nu de Honderdjarige Oorlog noemen. In 1364 kwam Florenc van Cranenburgh om het leven in een hinderlaag. Henric volgde zijn oom op als hoeftman van de compagnie. |
---|---|
Notitie | Heer van Cranenburg |
Notitie | <p>Zoon van Dirc I van Wassenaar en Bertha van Rijswijk Heer Arentsdochter.</p><p>Bartholomeus II is waarschijnlijk geboren in Wassenaar of anders op kasteel Cranenburg te Bleiswijk. In ieder geval daar waar Dirc I van Wassenaar en zijn vrouw rond 1225 wonen.</p><p>Bartholomeus II huwt in 1250 Vrouwe Godilt van Bleyswyck uit Delft. Mogelijk is zij een dochter van Gijsbrecht van Bokel, leenman van de Heerlijkheid Bleiswijk. Volgens het principe van Naam en Heerlijkheid is hij immers de enige die zich Van Bleyswyck mag noemen. Het geslacht Bokel stamt af van Jacob van Wassenaar.</p><p>Bartholomeus verwerft in 1276 ridderhofstad Cranenburg te Bleiswijk door overdracht van zijn vader.</p><p>Na de dood van zijn vrouw wordt Bartholomeus naar zeggen domproost in Utrecht. Volgens sommigen is hij domdecaan, domdeken of domkanunnik.</p><p>In 1281 genoemd als domkanunnik te Utrecht.</p><p>Bartholomeus [II] van Wassenaer, Heer van Cranenburg. Hij bekomt Cranenburg door overdragte zijns vaders, waar nae hij en zijne nakomelingen, den naam gevoerd hebben. Hij wordt vermeld 1268. Na zijner vrouwen dood wordt hij Domproost te Utrecht. Aanhangsel op de Kerkelijke Oudheden:</p><p>obiit 12...</p><p>tr. .... van Bleyswijck. </p><p> </p><p>Hier voomaels was een Heere van Wassenaer [Filips I], die wan twee sonen: des de oude [Dirc I] bleef heer van Wassenaer nae zijns heeren vaders doot. De andere hiete Philips van Wassenaer [van Duivenvoorde]; daer af zijn gecomen die van Duvoirde. De oudste [Dirc I van Wassenaar, zoon van Filips I], die nae zijns heeren vaders doot Heer bleef, die wan veel kinderen. Eenen [Filips II] die heer van Wassenaer nae hem hiet; eenen anderen die hiet heer Dirk, daer af zijn ghecomen die van Santhorst: den derden die hiet Jacob daer af zijn ghecomen die van Rosenburch; de vierde was heer Bartholomeus [II] den Domproost, daer af zijn ghecomen die van Cranenburch; de vijfde hiet heer Arent van Wassenaer, daer af zijn ghecomen die van Groenevelt. ...</p><p>De namen tussen rechte haken [..] zijn ingevoegd door de auteur dezes op grond van het genealogische schema. Hierdoor is duidelijk wie er in de orginele tekst precies wordt bedoeld. Zorgvuldige analyse van die tekst laat daarover verder ook geen enkele twijfel bestaan.</p><p>Verder wordt er bescheven:</p><p>dat Dirk [I] van Wassenaer, ... , het slot Cranenburch onder Bleiswijk met 200 morgen land daaromtrent gaf "aan sijn soon Bartholomeus [II] van Wassenaar, Ridder, vermelt in den jare 1268 .... Desen Bartholomeus hadde getrout N. van Bleyswijck, na welkers dood hij wierde Domproost van Utrecht, nalatende bij sijn Vrouwe voornoemt Engelbert, Heere van Cranenburg. Ridder, vermeld in den jare 1305 en 1308 ..." </p><p>Verder:</p><p>Bartholomeus [II] vierde zoon van Philips van Duivenvoorde opperhooft van het collegie der canonniken van St. Maarten [Domkerk] te Utrecht, was het hoofd van die van Cranenburg. </p><p>Aanhangsel op de Kerkelijke Oudheden van Nederland in de Lyst der proosten van den Dom: </p><p>BARTHOLOMÆUS [II] VAN WASSENAAR,</p><p>Heer van Cranenburg, een zoon van Dirk [I] van Wassenaar en van Bartha van Teylingen, heeft na het overlyden van zyn vrouw N. van Bleyswyk (waar by hy kinderen heeft geteelt, die het geslagt van Cranenburg, nu al lang uytgestorven, voortgeset hebben) den geestelyken staat aangenomen, en is Proost van den Dom geworden. Hy wordt in alle Lysten der Dom-Proosten, die my ter hand gekomen zyn, overgeslagen. Dog, zo hy Dom-Proost geweest is, schynt hy hier geplaatst te moeten worden.</p><p> </p><p>In 1922 citeert Jhr Mr W.A. Beelaerts van Blokland: Bartholomeus [II] hadde getrout N. van Bleyswijk, na welkers dood hij wierde Domproost van Utrecht, nalatende bij sijn Vrouwe voornoemt Engelbert, Heere van Cranenburch. Ridder, vermeld in den jare 1305 en 1308 ....</p><p> </p><p>In Utrecht stond aan de Oudegracht 158 (locatie Vlaer & Kol) een pand met de naam Cranenborch. Dit pand dateert uit de Middeleeuwen en moet gezien de stijl in de vroege Gotiek zijn gebouwd. Dus ergens in de periode 1260-1400. Gezien het verblijf van Bartholomeus II in Utrecht sinds 1280 rijst de vraag of dit pand mogelijk door hem is gebouwd. De extreem hoge en spits toelopende ramen (zgn spitsboogvenster) zijn erg apart voor een woonpand, zeker ook in de Gotiek. Het pand krijgt daardoor meer het aanzien van een kerk, waar de spitsboogvensters normaliter alleen werden toegepast. Andere soorten panden, waaronder woningen hebben in de Gotiek normaliter rechte of iets gebogen ramen. Het doet vermoeden dat Huis Cranenborch door een zeer kerkelijk ingesteld persoon moet zijn gebouwd. Als domproost of domdecaan komt Bartholomeus II van Wassenaar derhalve zeker in aanmerking om de bouwheer te zijn van Huis Cranenborch.</p><p> </p><p>Bij de betalingen van renten door een groot aantal leenhoudersin het huis Henegouwen staat in het overzicht van 1317 voor het gebied Up de Gheest te Eikenduinen vermeld: </p><p>Godilt, Bertelmeus Scrivers wedewe 2 d. </p><p>'Godilt Bertelmeus Scrivers wedewe' betekent 'Godilt de weduwe van Bertelmees (die) Scriver'. De overleden man van Godilt heet dus Bertelmeus (die) Scriver. Godilt moet dus 2 d. betalen aan renten wegens landhuur Up de Gheest in Eikenduinen. In dat gebied wonen in die tijd ook Kerstant, Heyn, Enghebrecht die jagher en Dirc die jagher. Dit zijn vrij zeker Kerstant van Kranenburg, Hein van Kranenburg, Engelbert I van Cranenburg en Dirk van Cranenburg. Engelbert I is de zoon van Bartholomeus II van Wassenaar. Kerstant en Hein van Kranenburg zijn vrij zeker ook zoons van hem. Dirk is vrij zeker een zoon van Engelbert I. In ieder geval heeft Engelbert een zoon die Dirk heet. Dirk woont op het zelfde terrein bij de duinen als Heyn. Ze worden samen in één regel genoemd wegens renten aan landhuur voor 11 £ 6 sc. Een behoorlijk groot bedrag. Hun grondbezit moet volgens de toenamlige prijzen dan zeker circa 66.5 Morgen (59.9 Ha) groot zijn. Aanzienlijk groot dus.</p><p>Bartholomeus II sterft in 1308. Als zijn vrouw dan nog leeft, lijkt het normaal dat ze dan gaat wonen in de nabijheid van haar kinderen. Godilt kan dus in deze optiek heel goed de moeder zijn van Engelbert I, Kerstant en Hein. Volgens de tradities van naamvermeldingen kan Bertelmeus Scriver gelezen worden als Bertelmeus die scriver. Zoals Heyn Coster ofwel Heyn die coster. Een scriver is in die tijd primair de titel voor een notaris of notarius. Beide functionarissen zijn specialisten in het opmaken van geldige acten. De notaris doet dat voor zakelijke acten. De notarius voor kerkelijke acten. Beide functies zijn uitermate belangrijk, daar ze vergaande juridische, zakelijk of kerkelijke consekwenties kunnen hebben. Het gaat dus om belangrijk vakwerk, die een gedegen opleiding en een goede kennis van zaken vraagt. Daar lijkt Bartholomeus II van Wassenaar toch zeker aan te kunnen beantwoorden gezien zijn achtergronden. Als kanunnik en/of domdecaan zal hij dan waarschijnlijk de functie van notarius vervullen. Maar voor hij die functies krijgt rond 1280, kan hij heel goed notaris zijn.</p><p> </p><p>Een andere reden om te veronderstellen dat Godilt de echtgenote is van Bartholomeus II van Wassenaar is de tekst: </p><p>Griete, veren Godelde dochter 1 d. </p><p>Griete, de dochter van Vrouwe Godelde, moet dus 1 d. betalen wegens landhure up die Gheest te Eikenduinen. Godelde (Godilt) heeft dus de titel 'Vrouwe'. Dat past heel goed in haar veronderstelde optiek. Zij is immers waarschijnlijk de dochter van Gijsbrecht van Bokel, Heer van Bleiswijk, Een bevestiging van deze optie kan zijn dat zij een kleinzoon heeft genaamd Ghisebrecht Enghebrechtsz van Cranenburg, die dus mogelijk is vernoemd naar haar vader. Verder komt haar titel Vrouwe overeen met de tekst: </p><p>Desen Bartholomeus hadde getrout N. van Bleyswijck, na welkers dood hij wierde Domproost van Utrecht, nalatende bij sijn Vrouwe voornoemt Engelbert, Heere van Cranenburg. Ridder, vermeld in den jare 1305 en 1308 ..." </p><p> </p><p>Als notarius zal Bartholomeus II vrij zeker een functie in de Domproostdij bekleden. De Domproostdij is namelijk de beheerder van de leengoederen en archivalia van de bisschop van Utrecht. Het hoofd van de Domproostdij is de domproost zelf. De verzameling leengoederen van de Utrechtse bisschop heet het Domproostgerecht. Dit Domproostgerecht wordt ook wel Domproostgerecht Kranenburg genoemd. De reden van deze naam is vooralsnog niet met zekerheid bekend. Ook niet sinds wanneer dat gebeurt. Het kan evenwel te maken hebben met de functie van Bartholomeus II van Wassenaar tot Cranenburg, ook wel Bartholomeus van Cranenburg genoemd. </p><p>Per saldo kan Bertelmeus (die) Scriver heel wel dezelfde zijn als Bartholomeus II van Wassenaar en is hij dan gehuwd met Godilt van Bleiswijk. In 1334 wordt zij niet meer genoemd. Mogelijk is zij dan ergens rond 1320 gestorven.</p><p> </p><p>Gezien de regio/tijd optiek lijkt het welhaast onbetwijfelbaar dat Kerstant en Hein van Kranenburg iets te maken hebben met kasteel Cranenburg te Bleiswijk en met Bartholomeus II van Wassenaar. Kasteel Cranenburg te Eikenduinen wordt pas in 1330 gesticht door Willem van Cranenburg. Vóór dat jaar is in Zuid-Holland alleen kasteel Cranenburg te Bleiswijk te vinden, waaraan Kerstant en Hein hun achternaam kunnen ontlenen. Gezien hun achternaam en omdat ze kennelijk redelijk vermogend schijnen, lijkt het voor de hand te liggen dat ze inderdaad iets met kasteel Cranenburg te Bleiswijk te maken hebben. Volgens het principe Van Naam en Heerlijkheid, kan het in deze optiek zelfs haast niet anders. Immers, dat principe stelt dat het voeren van de naam van een heerlijkheid alleen is voorbehouden aan de Heer van de Heerlijkheid. In de praktijk gebruiken diens nazaten de naam meestal als hun eigen achternaam. De vader van Kerstant en Hein van Kranenburg moet dus wel Heer zijn van Cranenburg te Bleiswijk. Dit sluit aan bij wat diverse bronnen schrijven. </p><p>Ook is nog mogelijk dat kasteel Cranenburg in die tijd een grafelijk leen is. De grafelijke leenregisters beginnen pas aan het einde van de 13e eeuw en pas in 1317 worden daarin namen genoemd. De kans is per saldo daarom zeer reëel dat Bartholomeus II van Wassenaar inderdaad Heer van Cranenburg te Bleiswijk was en dat Kerstant en Hein van Kranenburg zoons zijn van hem. Voor Engelbert I van Cranenburg geldt in feite hetzelfde. Bij hem geldt bovendien dat zijn nazaten inderdaad ook in bezit komen van kasteel Cranenburg te Bleiswijk door leenoverdracht. Dat gaat in principe hoofdzakelijk binnen eigen familiaire kring. Als leidraad geldt dan dat de leen overgaat volgens het principe altijd naar de oudste van de oudste tak en man voor vrouw. Daardoor kunnen we nagenoeg zeker zijn van het feit dat Engelbert I van Cranenburg en zijn nazaten afstammen van Bartholomeus II van Wassenaar, Heer van Cranenburg te Bleiswijk.</p>Er staat beschreven: bij Angerlo (bij Doesburg): De Domproost van Utrecht bezit hier eenen aanzienlijken hof, welke waarschijnlijk van ouds betrekking tot het dorp had. Welke domproost wordt bedoeld is niet bekend. Het kan ook zijn dat genoemd hof te Angerlo een bezit is van diverse domproosten te Utrecht. Het gaat hier om een oud bezit. |
Notitie | <p>Waarschijnlijk een bastaard zoon van Dirk I</p><p> </p><p>Bastaarden zijn Buitenechtelijk geboren kinderen. In de middeleeuwen en daarna in adelijke kringen een veel voorkomend verschijnsel. Voor bastaarde</p><p>n wordt doorgaans goed gezorgd. Ze krijgen belangrijke maatschappelijke posities, hetgeen voor de toenmalige machthebbers van belang is om hun eigen macht redelijk veilig te stellen.</p><p> </p><p>Wettelijk v</p><p>olgen bastaarden meestal de conditie van de moeder. Ze treden niet automatisch in de rechten van hun vader. Ook voeren ze niet altijd diens familienaam.</p><p> </p><p>Bastaarden moeten hun wapen ´breken´ te</p><p>r onderscheiding van legitieme kinderen en takken. Sinds 23.5.1595 is het voeren van wapens door bastaarden goed geregeld dankzij koning Filips II. Bastaarden moeten dan een bastaardstreep(schuinstaa</p><p>k) voeren, of andere in het oog springende breuken. Een schuinstaak is een korte, schuine streep die de randen van het schild niet raakt. Soms echter voeren ook natuurlijke kinderen zo eenschuinstaak</p><p>in hun wapen. Bijvoorbeeld in het Huis Stuart</p><p> </p><p> </p><p> </p><p>Bartholomeus van Wassenaar (1225*-1308*)</p><p> </p><p>Zoon van Dirc I van Wassenaar en Bertha van Rijswijk Heer Arentsdochter.Heer van Cranenb</p><p>urg te Bleiswijk. Hij krijgt deze ridderhofstad op 30.8.1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer. Huwt ... vanBleijswijk.</p><p>Vermeld in 1286. Na de dood van zijn vrouw wordt hij domproost in Utrecht. Volgens sommigen is hij dom decaan.</p><p> </p><p>Volgens bron BNL is Bartholomeus geen domproost geweest en ook niet stamvader van h</p><p>et geslacht Cranenburch. J.W.F. baron van Wassenaar spreekt dit tegen en schrijft in bron JVW: ´Minder juist lijkt het mij om te stellen, dat Beelaerts zou hebben bewezen, dat Bartholomeusniet de st</p><p>amvadervan het geslacht Cranenburch kan zijn´. Verder meldt hij dat Bartholomeus wordt genoemd in 1281 als Utrechts domkanunnik (O.B. Utr. nr. 2043). Verderop laat hij echter Bartholomeusde vader zi</p><p>jn van Jacob van Roosenburch. Bron 1380 (oudste) en het standaardwerk RIH (2001) stellen daarentegen heel duidelijk dat Bartholomeus van Wassenaar de stamvader is van hetgeslacht Cranenburch respectie</p><p>velijk Kranenburg. Bron 1380 staat het dichtst bij de oorsprong en bron RIH is een gedegen wetenschappelijk standaardwerk, zodat we vooralsnog mogen aannemen dat Bartholomeus van Wassenaarinderdaad de</p><p>oervader is van de Kranenburgs~ stammend uit Zuid-Holland. Hetgeen dus geheel overeenstemt met bron HRAC.</p><p> </p><p>In Utrecht stond aan de Oudegracht 158 (locatie Vlaer & Kol) een pand met de naam Crane</p><p>nborch. Dit pand dateert uit de Middeleeuwen en moet gezien de stijl in de vroege Gotiek zijn gebouwd. Dus ergens in de periode 1260-1400. Gezien het verblijf van Bartholomeus in Utrecht sinds 1280* r</p><p>ijst de vraag of dit pand mogelijk door hem is gebouwd. De extreem hoge enspits toelopende ramen (zgn spitsboogvenster) zijn erg apart voor een woonpand, zeker ook in de Gotiek. Het pand krijgt daardo</p><p>or meer het aanzienvan een kerk, waar de spitsboogvensters normaliter alleenwerden toegepast. Andere soorten panden, w.o. woningen hebben in de Gotiek normaliter rechte of iets gebogen ramen. E.e.a. d</p><p>oet vermoeden dat Huis Cranenborch door een zeer kerkelijk ingesteld persoon moet zijn gebouwd. Als domproostkomt Bartholomeus van Wassenaar derhalve zeker in aanmerking om de bouwheer tezijn van Hui<p>s Cranenborch.</p><p> </p><p>Wapen: In zwart drie zilveren wassenaars; gekroonde helm; kop en hals van een brak (= hond met stompe kop) en rood getongd.</p><p> </p><p>Alias: Bartholomeus van Kranenburg</p><p> </p><p>Zoon: En</p><p>gelbert I van Cranenburg (gb 1265*)</p><p> </p><p>Mogelijk ook: Everardus van Cranenburgh, Kerstant van Kranenburg en Hein van Kranenburg. Opmerkelijk is dat Everardus van Cranenburgh in Utrecht verblijft ten</p><p>tijde dat Bartholomeus daar domproost is. Dit maakt aannemelijk dat Everardus een zoon is van Bartholomeus.</p><p> </p><p>** SBW, Proost, Cranenburg, Cranenburg Bleiswijk, Kranenburg Wassenaar, Oudste Kranen</p><p>burgs~, Cranenborch Utrecht (Oudegracht), Utrecht</p><p> </p><p># HRAC, RIH, KJS, UGW, LHS, SLB, Utrecht Tractaat Boek I (p 240), Aanhangsel op de Kerkelijke Oudheden (p 19), BNL, JVW, BRQ, Rietstap</p><p> </p><p>Hen</p><p>ric van Cranenburgh kleinzoon van Engelbert van Cranenburgh en De achterkleinzoon van de stamvader van het geslacht van Cranenburgh, Bartholomeus van Wassenaer. ...</p><p> </p><p>Henric groeide op in de weten</p><p>schap dat hij niets zou erven van de familiebezittingen die voornamelijk ten noorden van Bleijswijck en in het Haagambacht gegroepeerd waren. Immers de erfgenaam van zijn oom Willem van Cranenburgh, d</p><p>e heer van het familiebezit, was Henrics oudere broer Engelbert. Henric groeit dus op in de wetenschap dat hij weinig zal erven. Dat leverde hem een keuze op tussen een bestaan als kloosterling, een i</p><p>deale plek om overbodige edelen weg te stoppen, ofwel om zich te gaan bekwamen in de krijgskunst. Henric koos voor het laatste. We zitten in de tijd dat de spanningen tussen Margaretha vanBeieren en</p><p>haar zoon Willem, over wie er nu de daadwerkelijke macht heeft in het graafschap Holland, tot een hoogtepunt komen. De Hoekse en Kabeljauwse Twisten staan op uitbarsten. Er beginnen zich twee groepen</p><p>te roeren. De Hoeken als aanhangers van Margaretha en de Kabeljauwen als aanhangers van Willem. Florenc van Cranenburgh, de vechtjas van de familie, sloot zich in 1350 aan bij het Hoeks Verbond, net a</p><p>ls zovele Zuid-Hollandse edelen. Florenc richtte een compagnie voetsoldaten op, afkomstig uit het gebied tussen Rotterdam en Segwaert. Henric van Cranenburgh maakte als schildknaap van Florenc ook ond</p><p>erdeel uit van die compagnie. De strijd liep echter voor de Hoekse zijde niet erg gunstig, ondanks de Engelse hulp. In 1351 werd de Hoekse/Engelse vloot van de Maas afgeveegd. Daarna was het de beurt</p><p>aan vele Hoekse kastelen in heel Holland om in de as te worden gelegd. Vele Hoeken en dus ook Florenc met zijn zwaar gehavende compagnie namen de wijk naar het buitenland. Ook Henric trokmet zijn hee</p><p>r mee. De compagnie werd heropgebouwd, maar keerde ondanks de in 1354 afgekondigde amnestie voor de Hoeken niet terug naar Holland. Daarvoor zat het huurlingenbestaan er te diep in tegen die tijd. Na</p><p>een aantal jaar dus in de Lage Landen in vele oorlogen en vetes te hebben gestreden trok de compagnie van Cranenburgh in 1356 Frankrijk binnen om daar te dienen in wat we nu de Honderdjarige Oorlog no</p><p>emen. In 1364 kwam Florenc van Cranenburgh om het leven in een hinderlaag. Henric volgde zijn oom op als hoeftman van de compagnie</p><p> </p><p>Telling van de Cranenburgse~ nazaten van Bartholomeus II van Wasse</p><p>naar tot Cranenburg via Pg Timetable levert dd 15.2.08 in totaal 261 personen met de naam Cranenburg~, die in de periode 1225-1550 zeker of vrij zeker nazaten zijn van deze Bartholomeus IIuit Bleiswi</p><p>jk. Gaan we van dat aantal uit, dan covert de Genealogie Cranenburg opgesteld door Snouckaert (bron HRAC) slechts 19/261=0.073 van de werkelijkheid. Ofwel 7.3% van alle Cranenburgs~ die rond 1550 leve</p><p>n of geleefd hebben en afstammen van Bartholomeus II van Wassenaar tot Cranenburg uit Bleiswijk. Een erbarmelijk klein percentage dus. Nog net iets boven de grens van de toevalsmarge van 5%. Het kan n</p>iet zijn dat deze genealogie uit onwetendheid zo schamel is. Er lijken andere redenente zijn. |
Notitie | <p>Kinderen:</p><p>X 1. Jacob Bartholomeus van Wassenaer van Roosenburch</p><p> 2. Engelbert I van Cranenburg 1255-1320</p><p> 3. Kerstant Van Kranenburg 1257-????</p><p>4. Hein Van Kranenburg 1260-????</p><p>5. Griete Van Cranenburg 1270-????</p><p> </p><p> </p><p>Was waarschijnlijk een bastaard zoon van Dirck I. Dus een andere moeder.</p><p>Van deze Bartholomeus is verder weinig bekend.</p><p>Heer van Cranenburg te Bleiswijk. </p><p>Hij krijgt deze ridderhofstad op 30-08-1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer.</p><p> </p><p>Huwt ..... van Bleiswijk. Vermeld in 1286. Na de dood van zijn vrouw wordt hij dompoost in Utrecht. Volgens sommigen is hij domdecaan.: </p><p>Wapen: zwart drie zilveren wassenaars (=wassende maansikkel); gekroonde helm kop en hals van een brak (=hond met stompe kop) en rood getongd.</p><p> </p> |
Notitie | <p>Was waarschijnlijk een bastaard zoon van Dirck I. Van deze Bartholomeus is verder weinig bekend.</p><p>Heer van Cranenburg te Bleiswijk. </p><p>Hij krijgt deze ridderhofstad op 30-08-1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer.</p><p> </p><p>Huwt ..... van Bleiswijk. Vermeld in 1286. Na de dood van zijn vrouw wordt hij dompoost in Utrecht. Volgens sommigen is hij domdecaan.: </p><p>Wapen: zwart drie zilveren wassenaars (=wassende maansikkel); gekroonde helm kop en hals van een brak (=hond met stompe kop) en rood getongd.</p><p> </p> |
Notitie | <p>Heer van Cranenburg te Bleiswijk. </p><p>Hij krijgt deze ridderhofstad op 30.8.1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer. </p><p>Huwt ... van Bleijswijk.</p><p>Vermeld in 1286. </p><p>Na de dood van zijn vrouw wordt hij domproost in Utrecht. </p><p>Volgens sommigen is hij domdecaan.</p>Wapen: In zwart drie zilveren wassenaars (= wassende maansikkel); gekroonde helm; kop en hals van een brak (= hond met stompe kop) en rood getongd. |
Notitie | <p>Notities bij Bartholomeus Ii Van Wassenaer</p><p> </p><p>In Utrecht stond aan de Oudegracht 158 (locatie Vlaer & Kol) een pand met de naam Cranenborch. Dit pand dateert uit de Middeleeuwen en moet gezien de stijl in de vroege Gotiek zijn gebouwd. Dus ergens in de periode 1260-1400. Gezien het verblijf van Bartholomeus II in Utrecht sinds 1280* rijst de vraag of dit pand mogelijk door hem is gebouwd. De extreem hoge en spits toelopende ramen (zgn spitsboogvenster) zijn erg apart voor een woonpand, zeker ook in de Gotiek. Het pand krijgt daardoor meer het aanzien van een kerk, waar de spitsboogvensters normaliter alleen werden toegepast. Andere soorten panden, w.o. woningen hebben in de Gotiek normaliter rechte of iets gebogen ramen. E.e.a. doet vermoeden dat Huis Cranenborch door een zeerkerkelijk ingesteld persoon moet zijn gebouwd. Als domproost of domdecaan komt Bartholomeus II van Wassenaar derhalve zeker in aanmerking om de bouwheer te zijn van Huis Cranenborch.</p><p> Bron RHH behandelt de rekeningen van de grafelijke rekeningen onder het Huis Henegouwen. Voor een aantal jaren geeft de bron een overzicht van de betalingen van renten door een groot aantal leenhouders. In het overzicht van 1317 voor het gebied Up de Gheest te Eikenduinen is vermeld:</p><p> Godilt, Bertelmeus Scrivers wedewe 2 d.</p><p> 'Godilt Bertelmeus Scrivers wedewe' betekent 'Godilt de weduwe van Bertelmees (die) Scriver'. De overleden man van Godilt heet dus Bertelmeus (die) Scriver. Godilt moet dus 2 d. betalen aan renten wegens landhuur Up de Gheest in Eikenduinen. In dat gebied wonen in die tijd ook Kerstant, Heyn, Enghebrecht die jagher en Dirc die jagher. Dit zijn vrij zeker Kerstant van Kranenburg, Hein van Kranenburg, Engelbert I van Cranenburg en Dirk van Cranenburg. Engelbert I is de zoon van Bartholomeus II van Wassenaar. Kerstant en Hein van Kranenburg zijn vrij zeker ook zoons van hem. Dirk is vrij zeker een zoon van Engelbert I. In ieder geval heeft Engelbert een zoon die Dirk heet. Dirk woont volgens bron RHH (p 26) op het zelfde terrein bij de duinen als Heyn. Ze worden samen in één regel genoemd wegens renten aan landhuur voor 11 £ 6 sc. Een behoorlijk groot bedrag. Hun grondbezit moet volgens de toenamlige prijzen dan zeker circa 66.5 Morgen (59.9 Ha) groot zijn. Aanzienlijk groot dus.</p><p> Bartholomeus II sterft in 1308. Als zijn vrouw dan nog leeft, lijkt het normaal dat ze dan gaat wonen in de nabijheid van haar kinderen. Godilt kan dus in deze optiek heel goed de moeder zijn van Engelbert I, Kerstant en Hein. Volgens de tradities van bron RHH mbt naamvermeldingen kan Bertelmeus Scriver gelezen worden als Bertelmeus die scriver. Zoals Heyn Coster ofwel Heyn die coster. (> RHH) Een scriver is in die tijd primair de titel voor een notaris of notarius. Beide functionarissen zijn specialisten in het opmaken van geldige acten. De notaris doet dat voor zakelijke acten. De notarius voor kerkelijke acten. Beide functies zijn uitermate belangrijk, daar ze vergaande juridische, zakelijk of kerkelijke consekwenties kunnen hebben. Hetgaat dus om belangrijk vakwerk, die een gedegen opleiding en een goede kennis van zaken vraagt. Daar lijkt Bartholomeus II van Wassenaar toch zeker aan te kunnen beantwoorden gezien zijn achtergronden. Als kanunnik en/of domdecaan zal hij dan waarschijnlijk de functie van notarius vervullen. Maar voor hij die functies krijgt rond 1280, kan hij heel goed notaris zijn. Van daaruit lijkt de overstap naar notarius immers een makkie.</p> Gezien de regio/tijd optiek lijkt het welhaast onbetwijfelbaar dat Kerstant en Hein van Kranenburg iets te maken hebben met kasteel Cranenburg te Bleiswijk en met Bartholomeus II van Wassenaar. Kasteel Cranenburg te Eikenduinen wordt pas in 1330 gesticht door Willem van Cranenburg. Vóór dat jaar is in Zuid-Holland alleen kasteel Cranenburg te Bleiswijk te vinden, waaraan Kerstant en Hein hun achternaam kunnen ontlenen. Gezien hun achternaam en omdat ze kennelijk redelijk vermogend schijnen, lijkt het voor de hand te liggen dat ze inderdaad iets met kasteel Cranenburg te Bleiswijk te maken hebben. Volgens het principe Van Naam en Heerlijkheid (> VNH), kan het in deze optiek zelfs haast niet anders. Immers, dat principe stelt dat het voeren van de naam van een heerlijkheid alleen is voorbehouden aan de Heer van de Heerlijkheid. In de praktijk gebruiken diens nazaten de naam meestal als hun eigen achternaam. M.a.w., de vader van Kerstant en Hein van Kranenburg moet dus wel Heer zijn van Cranenburg te Bleiswijk. Dit sluit aan bij wat diverse bronnen schrijven. Namelijk dat Bartholomeus II van Wassenaar ergens rond 1276 kasteel Cranenburg te Bleiswijk in leen krijgt door overdracht van zijn vader Dirc I van Wassenaar. Bron BNL betwijfelt dit omdat de leen volgens auteur Beelaerts niet te vinden is in de Leenregisters van Wassenaar. Hij vergeet daarbij dat het Archief Van Wassenaar pas rond 1280 ontstaat en de eerste decennia nogal gebrekkig is en hiaten vertoont. (> AVW) Andere bronnen noemen Bartholomeus echter altijd Heer van Cranenburg te Bleiswijk. Soms ook wordt hij gewoon Bartholomeus van Cranenburg genoemd. Mogelijk is deze kennis afkomstig uit oude kronieken en andere overleveringen. Ook is nog mogelijk dat kasteel Cranenburg in die tijd een grafelijk leen is. De grafelijke leenregisters beginnen pas aan het einde van de 13e eeuw en pas in 1317 worden daarin namen genoemd. (> RHH) De kans is per saldo daarom zeer reëel dat Bartholomeus II van Wassenaar inderdaadHeer van Cranenburg te Bleiswijk was en dat Kerstant en Hein van Kranenburg zoons zijn van hem. Voor Engelbert I van Cranenburg geldt in feite hetzelfde. Bij hem geldt bovendien dat zijn nazaten inderdaad ook in bezit komen van kasteel Cranenburg teBleiswijk door leenoverdracht. Dat gaat in principe hoofdzakelijk binnen eigen familiaire kring. Als leidraad geldt dan dat de leen overgaat volgens het principe altijd naar de oudste van de oudste tak en man voor vrouw. (> Leenoverdracht) Daardoor kunnen we nagenoeg zeker zijn van het feit dat Engelbert I van Cranenburg en zijn nazaten afstammen van Bartholomeus II van Wassenaar, Heer van Cranenburg te Bleiswijk. |
Notitie | <p>Heer van Cranenburg te Bleiswijk. Hij krijgt deze ridderhofstad op 30.8.1276 door overdracht van zijn vader en wordt beleend met een rente van 2,5 pond Hollands uit de tienden van Zoetermeer. Huwt ... van Bleijswijk.Vermeld in 1286. Na de dood van zijn vrouw wordt hij domproost in Utrecht. Volgens sommigen is hij domdecaan.</p><p> Wapen: In zwart drie zilveren wassenaars (= wassende maansikkel); gekroonde helm; kop en hals van een brak (= hond met stompe kop) en rood getongd.</p> |
Notitie | <p>Bartholomeus van Wassenaar tot Cranenburg</p><p> </p><p>Geboren circa 1225</p><p>Overleden circa 1308 , leeftijd bij overlijden: mogelijkerwijze 83 jaar oud</p><p> </p><p>Ouders</p><p> </p><p>Dirc I van Wassenaar ca1195-1287</p><p>Bertha van Rijswijk Heer Arentsdochter</p><p> </p><p>Huwelijken en kinderen</p><p> </p><p>Gehuwd met Bleyswyck van N en hun kinderen:</p><p> Engelbert van Cranenburgh ca1265-ca1310</p><p> </p><p>Broers en zusters</p><p> </p><p> Philips II Heer van Wassenaar</p><p> Dirc van Wassenaar tot Santhorst</p><p> Jacob van Wassenaar tot Rosenburg</p> Arent van Wassenaar tot Groenevelt |
Notitie | <p>Heer van Cranenburg</p>(was waarschijnlijk een bastaardzoon) |
Mediaobject | |
---|---|
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject |