Doede (Dude, Dudo) van Voorhout van Forneholt, 1080–1161 (leeftijd 81 jaar)
- Naam
- Doede (Dude, Dudo) /van Voorhout van Forneholt/
- Voornamen
- Doede (Dude, Dudo)
- Achternaam
- van Voorhout van Forneholt
Geboren | 1080 |
---|---|
Huwelijk | NN van Voorne — Bekijk dit gezin |
Geboorte van een zoon | Willem Doedensz van Voorhout 1130 (leeftijd 50 jaar) |
Geboorte van een zoon | Kerstant Doedensz (Alias van Raephorst) van Wassenaer - van Voorhout - van Oegstgeest - van Raephorst 1130 (leeftijd 50 jaar) |
Overleden | 1161 (leeftijd 81 jaar) |
hij zelf |
1080–1161
Geboren: 1080 — Voorhout, Nederland Overleden: 1161 |
---|---|
echtgenote | |
Huwelijk |
Huwelijk: — |
zoon |
1130–1168
Geboren: 1130
50
40 — Schoorl, Nederland Overleden: 1168 — Egmond, Nederland |
12 maanden
zoon |
1130–1189
Geboren: 1130
50
40 — Wassenaar, Nederland Overleden: 1189 |
Bron | Marja van Nierop Website Gebeurtenis Smart Matching Rol 19009539 Details citaat: Doede (Dudo) van Wassenaer van Voorhout (de Furneholt) Gebeurtenis: Smart Matching Rol: 19009539 Inschrijfdatum in originele bron: 28 september 2013 Tekst: Toegevoegd door een Smart Match te bevestigen Kwaliteit van gegevens: primair bewijs |
---|
Notitie | <p>Notities bij Doede van Voorhout</p> <p> </p> <p>Alias Dudo de Furneholt Vermogend Rijnlands edelman. Vermeld in 1101-1130. . Vermeld in een oorkonde van 1108, waarin hij samen met de graaf en burggraaf Halewijn I van Leiden getuigt voor de bisschop van Utrecht. Alias*: Dudo de Furneholt Zoon: Kerstant van Raephorst* Vermeld 1101-1130. Uit het "Oude register van graaf Florins" van omstreeks 1282 valt op te maken, dat hij in het bezit was van het veer over de Rijn, ter plaatse van de huidige brug Het Haagse Schouw, oudtijds genaamd Doedinxvere, en Schouw van Duivenvoorde. Nu staat echter vast, dat dit leen in oorsprong groter is geweest dan blijkt uit de optekening van omstreeks 1282. Er bestaat namelijk een oudere omschrijving van het leen die mededeelt, dat het leen omvatte "die vere twische des Rijnsover ende Zwadenburdamme", d.w.z. het veerrecht op de Rijn tussen Katwijk en Zwammerdam. Met andere woorden; Doede moet het veerrecht hebben bezeten over heel het Hollandse gedeelte van de Rijn. Een dergelijk bezit stempelt de eigenaar tot een belangrijk heerschap. Dit valt nog te illustreren met het feit dat over hetzelfde gebied van de Rijn het tolrecht vanouds in handen was van de burggraaf. Beide rechten zijn afgeleid van het landsheerlijke stoomregaal. Het belang van het Doeninxveer blijkt eveneens uit een aansluitende Middeleeuwse verkeersweg. Deze heeft men kunnen reconstrueren vanaf 's-Gravenzande via Monster, 's-Gravenhage en Wassenaar rechtstreeks naar het Schouw. Over deze gehele afstand droeg deze weg in de Middeleeuwen de naam van Rijnweg om eerst vlakbij het veer de naam Doedinxlaan (Doeslaan) te krijgen. De eigenaar en tevens naamgever van het leen zal onder de vooraanstaande Rijnlandse edelen gezocht moeten worden. Slecht een edelman komt daarvoor in aanmerking: Doede van Voorhout. De vraag rest nog, welke betekenis men er aan mag hechten dat de Rijnlandse edelman Doede zich met de achternaam "Van Voorhout" noemt. Een bezit van de ambachtsheerlijkheid kan in het eerste kwart van de twaalfde eeuw nog geen sprake zijn, een aanzienlijke vroonhof ter plaatse is niet bekend, de kerk met de tienden van Voorhoud zijn reeds vroeg in handen van de abdij Egmond. Kan Doede zijn naam ontleend hebben aan een of andere betrekking tot het gravelijke kasteel, dat binnen de parochie Voorhoud gelegen was, en dat we heden ten dagen nog kennen als de ruïne van Teilingen? Merkwaardig is, dat omstreeks de tijd, dat personen met de naam "Van Teilingen" voor het eerst voorkomen (1162 en 1174), we kunnen veronderstellen, dat belangen van de zoon van Doede, binnen Wassenaar en niet te Voorhout zijn geconcentreerd. Heeft de familie van Doede zijn rechten te Voorhout prijs gegeven ten behoeve van de aan het grafelijk huis verwante Van Teijlingen's. Teylingen te Voorhout De eerste burchten in Nederland waren rond. Vele waren ontstaan uit een motte, die er uitzag als, nu nog steeds, de burcht van Leiden. Teylingen lijkt echter een gewone ronde waterburcht te zijn, die dateert uit het begin van de dertiende eeuw. Het slot bestond aanvankelijk uit een donjon en een poorttoren met traptoren. Deze gebouwen waren verbonden met een hoge bakstenen ringmuur van ongeveer 7 meter hoogte, met een weergang op bogen. Het geheel lag in een cirkelvormige gracht. De voorburcht lag op een apart terrein voor de burcht, dat ook omgracht was. In latere jaren werd de donjon vervangen door een in de ringmuur opgenomen torenvormig bakstenen woongebouw, dat enkele verdiepingen hoog was. Het slot werd hier gesticht ter bewaking van de Rijndijk en de weg naar Haarlem aan de rand van de toenmalige bestaande bossen. Er is wel erg veel fantasie voor nodig om deze situatie in gedachten op te roepen als je je op het terrein van de huidige burchtruïne bevindt ! De huidige burchtruïne heeft een diameter van circa 37 meter. Aan de noordzijde bevindt zich het poortgebouw. Tegen de muur aan de oostzijde is het hoofdgebouw opgetrokken, dat nu nog een hoogte heeft van circa 19 meter. Aan de binnenzijde is de breedte daarvan ca 16 meter, aan de muurzijde circa 24 meter. De diepte van het hoofdgebouw is ongeveer 11 meter. Een ander Teylingen, dat Oud-Teylingen heette, maar later Lokhorst werd genoemd, heeft gelegen bij Warmond. Oorspronkelijk werd Teylingen bewoond door de Heren van Teylingen, maar het begin van de geschiedenis van Teylingen ligt nogal in het duister. Al spoedig echter verviel het slot aan de graven van Holland. Zij maakten van Teylingen de ambtswoning van de houtvesters van Holland. De bekendste bewoner van Teylingen was wel Jacoba van Beieren, die het slot ook als houtvester bewoonde. Vooral gedurende de laatste dagen van haar leven, woonde ze op Teylingen en overleed er in 1436. Aan haar herinneren nog de specifiek gevormde Jacobakannetjes uit de Middeleeuwen, die veelvuldig bij opgravingen in slotgrachten worden gevonden. Kasteel Teylingen kreeg het in de Tachtigjarige oorlog zwaar te verduren. Vooral in de beginjaren van deze oorlog werd het slot tijdens gevechtshandelingen zwaar beschadigd. Omstreeks 1614 werd het kasteel niet meer opgeknapt, maar men bouwde op de voorburcht een gerieflijker onderkomen. Het werd een paleisachtig gebouw, dat we kennen uit een anonieme pentekening uit 1724. Ook werden rond het kasteel en het nieuwe woongebouw kasteeltuinen en een park aangelegd. De verdedigbaarheid van de burcht was in die tijd niet meer nodig. Men ging het accent leggen op een prettige bewoonbaarheid. Die voorgebouwen werden overigens omstreeks 1800 gesloopt. Toen dan ook in 1677 de donjon opnieuw grote schade opliep, ditmaal door een brand, liet men de woontoren niet meer opknappen. Sindsdien verviel Teylingen steeds meer tot de ruïne, zoals we die nu kennen. Dat we de ruïne nu nog kunnen bewonderen, komt omdat bij een verkoop omstreeks 1800 bepaald werd dat de donjon met de ringmuur niet gesloopt mocht worden. Er werden steeds meer gronden rond de kasteelruïne verkocht, totdat er voor het kasteel nog maar een klein gedeelte overbleef. In 1888 werd de ruïne het eigendom van de Nederlandse Staat en kwam het op de monumentenlijst te staan, zodat de ruïne van Teylingen geconsolideerd kon worden. Dank zij de oprichting van de Stichting Slot Teylingen in 1975 werd de ruïne en haar omgeving sterk verfraaid. De stichting zorgde er voor dat er met steun van het Rijk weer enkele gronden in de directe nabijheid van de slotruïne konden worden aangekocht, zodat Teylingen niet meer op een zo beperkt terrein stond. Verder zorgde de stichting er voor dat de slotgrachten opnieuw werden uitgegraven en dat er een nieuwe toegangsbrug werd gemaakt. Daarom is de ruïne van Teylingen nu een sieraad in de bollenstreek. Slot Teylingen kan worden bezichtigd. Teylingen ligt in de gemeente Voorhout dicht op de grens en ten noordwesten van de gemeente Sassenheim. De ruïne is het gemakkelijkst te bereiken door vanaf de afslag Noordwijkerhout op de A44 in de richting van Noordwijkerhout te rijden. De ruïne van Teylingen bevindt zich dan – voorbij het kruispunt met de N208 (naar Lisse) – aan een zijweg links van deze weg, direct na het verlaten van het dorp Sassenheim. Enige literatuur: - Drs. Ingrid W.L. Moerman, De Ruïne van Teylingen, deel XXVI uit de serie Nederlandse Kastelen (uitg NKS/ANWB), z.p., 1976. - A.G. Schulte (red.), Ruines in Nederland, Zwolle, 1997. - Jos Stöver e.a. (red.), Kastelen en buitenplaatsen in Zuid-Holland, Zutphen, 2000. - Eigen documentatie. Voorhout Eeuwenlang was Voorhout met haar bebouwing een speldenknop op de landkaart.In 1988 vierde Voorhout op grootse wijze haar 1000 jarig bestaan.Historici zijn echter niet eensluidend over het jaartal 988.De een spreekt over het Voorhout van voor 989,anderen over 1064 of zelfs 1083.Feit is dat het dorp,ook wel Foranholte genaamd,beschikte over een groot en weids bebost gebied.Het strekte zich al vroeg uit van Lisse tot Rijnbrug/Oegstgeest en van Katwijk,Noordwijk tot Sassenheim. Qua oppervlakte kon het wedijveren met Leiden.Het gebied was zeer schaars bewoond; er waren slechts een paar honderd Voorhouters,voornamelijk landarbeiders.Van een dorpscentrum was beslist geen sprake.Deze ontwikkelde zich pas in eind 1800. Volgens evangelische aantekeningen van de abdij van Egmond schonken op 6 mei 988 Dirk II , een van de Hollandse graven , en zijn gemalin de kerk van Voorhout aan de abdij. In 1064 zou in een open brief aan Keizer Hendrik IV over een kerk en kapel in Voorhout gesproken worden. De uit tufsteen opgetrokken christelijke kapel werd toen met de Heerlijkheid Foranholte aan het bisdom Utrecht geschonken. Twaalf jaar later werd de parochie Vorenholte bij de abdij beleend. Als dochterkerk behoorde ook Sassenheim onder Voorhout, In 1083 bevestigde graaf Dirk V in Flandria de schenkingsoorkonden van zijn voorvaderen Bekende adellijke geslachten kwamen in de vroege middeleeuwen voor in het toen beboste Voorhout. Al in 1283 zien we de adellijke families Nagel, Boekhorst en van Teijlingen. Onder de Nagels trof men ruim twee eeuwen lang schouten. In de ambachtrekeningen van Voorhout van 1459 is al sprake van”Jan Naghels voor die bregge”.De huidige Nagelbrug is overigens niet de oorspronkelijke.Deze lag over de Dinsdagse Wetering, de waterwegverbinding tussen Noordwijk, Sassenheim en Warmond, een honderd meter terug. In de volkstaal noemde men de oude in 1967 gesloopte Nagelbrug wel de Lage of Oude Schoolbrug. De Hoge of Nagelbrug is in 1657 voor fl.195.- tegelijk met het graven van de Haarlemmertrekvaart,gebouwd. Uit die periode stamt ook de in 1971 gesloopte herberg en regthuis De Bonte Koe. Aan het einde van de twaalfde eeuw woonde op het slot Teijlingen het aanzienlijke geslacht van Teijlingen. Heer Willem overleed in maart 1244. Voor zover bekend liet hij vier kinderen na. Bijna veertig jaar later overleed Willems zoon Willem. Het slot en de andere leengoederen vervielen aan de graaf van Holland en aangezien de overledene kinderloos was,was er geen opvolging. Floris V schonk daarop het huis Teijlingen aan de weduwe van Heer Albrecht van Voorne. Een kleindochter van de graaf, de welbekende Jacoba van Beieren vestigde zich in 1428 op Teijlingen. Jacoba overleed acht jaar later. Naast Teijlingen kende Voorhout in de veertiende eeuw het slot Boekhorstburg of ook wel Boekenburg genoemd.Nadat Jan van der Boekhorst in 1400 overleed ontving zijn zoon Jan Florisz. Het slot en bijbehorend land ter grootte van bijna 181/2 morgen (ca 16 ha) en twintig gaarden. In 1468 kreeg hij de onderscheiding “Het recht van zwanendrift” ( recht tot het houden van zwanen ), tot de franse revolutie slechts voorbehouden aan de adel. Het oorspronkelijke Boekhorst is bij een laatste oplaaien van de Hoekse en Kabeljouwse twisten verwoest. Er werd een kleiner huis gebouwd, waarvan het twijfelachtig is of de eigenaars er ooit in hebben gewoond.Daarnaast kende Voorhout enige grote hofsteden, zoals de Hooghkamer en Oosthout. De bewoning was eeuwenlang schaars. De abdij beschikte hier in 1339 wel over een aantal huizen. Rond de vijftiende eeuw telde men veertig haardsteden en 160 communicanten. 29 gezinnen betaalden belasting. De anderen waren arm of edel “die niet en geven”. Tijdens de Franse revolutie telde Voorhout niet meer dan 331 inwoners, voornamelijk Katholiek. Na de beeldenstorm van 1566 kerkten zij te Sassenheim. Doordat er weinig Hervormden voor bestuursfuncties waren, bleven deze functies veelal in Katholieke handen. In 1795 kwam aan deze vorm van bestuur met schout en schepenen een einde. Het ambacht en de heerlijkheid Voorhout werden opgeheven en het Liberte, Egalite en Fraternite volgden. Voorhout werd een gemeente. Twaalf jaar later verdween de Franse overheersing, Voorhout werd opgeheven en tot 1818 bij Sassenheim gevoegd. Toen kwam Voorhout weer op eigen benen te staan. De gemeente telde 400 inwoners. Na jarenlang de Katholieke kerkgang in Sassenheim gedoogd te hebben, ontstond in 1856, na bijna 300 jaar, weer een Voorhoutse parochie: De Heilige Bartholomeus. De Hervormde kerk verkocht voor fl.1700.- het oude gedeelte van de kerk aan de Katholieken . In de periode is de buitenplaats Schoonoord gebouwd en weer gesloopt. Zij moest plaats maken voor het seminarie Hageveld . Na het vertrek van de priesters diende het beeldbepalende pand aan de Leidse Vaart tot het eind van de jaren zeventig als Bisschoppelijke Nijverheidsschool. Nieuwbouw voor de inmiddels in KTS omgedoopte school volgde, zodat het oude pand gesloopt werd. De KTS schreef op 22 maart 1991 haar 10.000ste leerling in. Door een te kleine gemeenschap werd in 1860 ( tot 1920 ) het burgemeesterschap verenigd met dat van Oegstgeest. De vooruitgang ging ook aan Voorhout niet voorbij. De bevolking groeide in 1880 langzaam naar ongeveer 1100 inwoners.Ook ziet men aan het einde van de negentiende eeuw de opkomst van de bloembollencultuur. Hooggelegen gronden werden afgegraven. Na een start met 61 ha groeide het binnen twintig jaar tot 170 ha, wat bij 42 kwekers in gebruik was. Rond 1940 bereikte men ongeveer 245 ha. In het bloembollenseizoen trekt op de laatste zaterdag van april het bloemencorso door de streek. Zij volgt de route van Noordwijk naar Haarlem en doet daarbij ook Voorhout aan.</p> <p>(naar H.R. Alberts)</p> |
---|---|
Notitie | <p>DOEDE VAN VOORHOUT:</p><p> </p><p>Overleden BEF 1161</p><p>Vermeld 1101-1130. Uit het “Oude register van graaf Florins” van omstreeks 1282 valt op te maken, dat hij in het bezit was van het veer over de Rijn, ter plaatse van de huidige brug Het Haagse Schouw, oudtijds genaamd Doedinxvere, en Schouw van Duivenvoorde.</p><p>Nu staat echter vast, dat dit leen in oorsprong groter is geweest dan blijkt uit de optekening van omstreeks 1282. Er bestaat namelijk een oudere omschrijving van het leen die mededeelt, dat het leen omvatte “die vere twische des Rijnsover ende Zwadenburdamme”, d.w.z. het veerrecht op de Rijn tussen Katwijk en Zwammerdam. Met andere woorden; Doede moet het veerrecht hebben bezeten over heel het Hollandse gedeelte van de Rijn. Een dergelijk bezit stempelt de eigenaar tot een belangrijk heerschap. Dit valt nog te illustreren met het feit dat over hetzelfde gebied van de Rijn het tolrecht vanouds in handen was van de burggraaf. Beide rechten zijn afgeleid van het landsheerlijke stoomregaal. Het belang van het Doeninxveer blijkt eveneens uit een aansluitende Middeleeuwse verkeersweg. Deze heeft men kunnen reconstrueren vanaf 's-Gravenzande via Monster, 's-Gravenhage en Wassenaar rechtstreeks naar het Schouw. Over deze gehele afstand droeg deze weg in de Middeleeuwen de naam van Rijnweg om eerst vlakbij het veer de naam Doedinxlaan (Doeslaan) te krijgen. De eigenaar en tevens naamgever van het leen zal onder de vooraanstaande Rijnlandse edelen gezocht moeten worden. Slecht een edelman komt daarvoor in aanmerking: Doede van Voorhout.</p><p>De vraag rest nog, welke betekenis men er aan mag hechten dat de Rijnlandse edelman Doede zich met de achternaam “Van Voorhout” noemt. Een bezit van de ambachtsheerlijkheid kan in het eerste kwart van de twaalfde eeuw nog geen sprake zijn, een aanzienlijke vroonhof ter plaatse is niet bekend, de kerk met de tienden van Voorhoud zijn reeds vroeg in handen van de abdij Egmond. Kan Doede zijn naam ontleend hebben aan een of andere betrekking tot het gravelijke kasteel, dat binnen de parochie Voorhoud gelegen was, en dat we heden ten dagen nog kennen als de ruïne van Teilingen? Merkwaardig is, dat omstreeks de tijd, dat personen met de naam “Van Teilingen” voor het eerst voorkomen (1162 en 1174), we kunnen veronderstellen, dat belangen van de zoon van Doede, binnen Wassenaar en niet te Voorhout zijn geconcentreerd. Heeft de familie van Doede zijn rechten te Voorhout prijs gegeven ten behoeve van de aan het grafelijk huis verwante Van Teilingen's?</p><p> </p><p> </p><p> </p> |
Mediaobject | |
---|---|
Mediaobject | |
Mediaobject | |
Mediaobject |